Geschiedenis
De geschiedenis van het Romeinse aquaduct van Berg en Dal gaat terug tot de Bataafse Opstand in het jaar 69. In dat jaar verkeert het Romeinse Rijk in een chaos. Vier generaals roepen zich uit tot opvolger van de gehate keizer Nero, die gedwongen zelfmoord heeft gepleegd. Elke generaal neemt zijn legers mee naar Rome om de concurrentie te bestrijden. De noordgrens van het Rijk is dan nauwelijks meer bewaakt. Batavenleider Julius Civilis maakt daar handig gebruik van en ontketent een opstand. Een jaar later is het echter alweer gedaan met de opstand. De nieuwe keizer Vespasianus stuurt enkele legioenen naar het noorden en laat het Tiende Legioen achter in Nijmegen. Ze vestigen zich in 71 op het terrein van de Hunerberg in het huidige Nijmegen-Oost.
De legionairs hoeven niet of nauwelijks te vechten en worden daarom ingezet voor allerlei klussen, zoals de aanleg van wegen, huizen en openbare gebouwen, vooral in de nieuwe stad Ulpia Noviomagus in Nijmegen-West. De aanwezigheid van het leger is goed voor de handel en andere economische bedrijvigheid, waarbij ook een enorme aardewerkfabriek op de Holdeurn in Berg en Dal in gebruik wordt genomen. In de ovens van de Holdeurn worden miljoenen producten gebakken: allerlei soorten aardewerk servies, maar vooral ook tegels en dakpannen.
De legionairs herbouwen hun legerkamp in steen. Voor hun eigen watervoorziening hebben ze echter een probleem. Gezien de hoeveelheid soldaten (vijfduizend), plus nog eens honderden paarden, muildieren en inwoners van het omringende kampdorp, zijn de waterputten niet toereikend. Het water uit de rivier is te ver weg, en bovendien zijn Romeinen wat hygiëne betreft nogal kieskeurig. Ze houden van vers water, liefst uit bronnen. Daarom beginnen ze aan de bouw van een waterleiding (aquaduct). Als het Tiende Legioen rond 105 wordt weggeroepen naar Aquincum (Boedapest), is het aquaduct niet meer nodig en raakt buiten gebruik.